De vorige vier delen van Knausgards autobiografische cyclus "Mijn Strijd" heb ik werkelijk verslonden, vooral deel 3 "Zoon" omdat dit zo fraai de intensiteit oproept van de kindertijd en de herinnering daaraan. En ook dit 5e en voorlaatste deel beviel mij prima, al vond ik dan m.n. "Zoon" net nog wat sterker.
Dit deel draait om de veertien jaar dat Karl Ove in Bergen doorbracht, een periode waarvan hij zich naar eigen zeggen verbazend weinig herinnert. Toch vult hij ruim 600 bladzijden, met wat kennelijk geen letterlijke herinneringen zijn maar reconstructies met behulp van zijn verbeeldingskracht. En op die manier poogt Karl Ove dan greep te krijgen op een belangrijke periode in zijn leven: een periode vol dronkenschappen, getormenteerde liefdes, worstelingen met de chaos in zijn hoofd, zelfhaat en onverbloemde afkeer van zijn bijna nijpende verlegenheid en faalangst, alsook zijn even moeizame als fascinerende ontwikkeling tot lezer en schrijver. Opmerkelijk is daarbij ook hoe hij weer uitkomt bij gebeurtenissen die in deel 1 en 2 centraal stonden, m.n. de dood van zijn vader waar hij nu op geheel andere wijze over vertelt. Even opmerkelijk is dat hij ook hier, net als in "Liefde" en "Nacht", vertelt over een eigen roman waarin de hoofdpersoon iets heeft met een 13-jarige leerling. Die hoofdpersoon is verzonnen, de affaire met een 13- jarige is verre van autobiografisch, maar toch correspondeert de troebele binnenwereld van dat personage met 'iets' duisters in Karl Ove zelf, iets wat hij zelf ook niet helemaal begrijpt maar waar hij zich toch zeer voor schaamt. Maar hij komt er ook in dit deel weer op terug, op een andere manier dan in de andere delen, maar ook nu zonder tot een afgeronde conclusie te komen. Zoals hij ook de dood van zijn vader, die een enorme impact voor hem heeft, opnieuw en op andere wijze vertelt maar daarbij geen nieuw en verlossend inzicht krijgt.
Spannend aan dit soort passages vind ik dat ze tegelijk overexpliciet en raadselachtig zijn: Knausgard is aan de ene kant erg expliciet over wat hij heeft meegemaakt en gevoeld, en tegelijk lijken die passages vaak te draaien rondom een raadsel dat hijzelf ook niet kan en wil verklaren. Deze passages illustreren m.i. daarnaast hoe enorm obsessief Karl Ove ronddwaalt in zijn eigen gekwelde hoofd. Elke pagina opnieuw worstelt hij op genadeloze en obsessieve wijze met zijn eigen angsten en frustraties. Bovendien hunkert hij als een bezetene naar ervaringsintensiteiten die het alledaagse leven gewoon niet biedt: de ultieme dronkenschap, de totale passie, en vooral de ongeremde intensiteit die alleen het schrijven hem kan bieden. Dingen gewoon beleven is zinloos voor Karl Ove: belevenissen zijn pas echt belevenissen zodra ze zijn getransformeerd in grote literatuur. Hij leeft eigenlijk alleen maar echt ten volle als hij zich totaal kan onderdompelen in het schrijven. Elke dag opnieuw hunkert Karl Ove naar het onmogelijke, het onbereikbare, het ultieme. Wat hij naar zijn eigen gevoel meestal ook schrijvend niet weet te bereiken, want hij loopt voortdurend vast, vindt zijn eigen schrijfsels maar inferieur, en vindt zichzelf een totale loser in vergelijking met vriende die volgens hem wel schrijven kunnen. Maar toch blijft hij gaan, en gaan, en gaan, wat veel kwellingen oplevert, echter ook de nodige momenten van ultieme vreugde als er TOCH eens een regel of zin is gelukt. Maar tussen alle kwellingen en vreugdemomenten door helpt hij met zijn obsessie wel vriendschappen en een huwelijk helemaal om zeep.
Ik hou wel van die compromisloze overgave, moet ik bekennen. Allicht zou een beetje zelfrelativering gezonder zijn, maar ik heb wel bewondering voor iemand die zo enorm tot het gaatje gaat en elk compromis schuwt. Iemand dus die gaat voor het ultieme en voor geen cent minder. Dat zie je aan de genadeloze wijze waarop hij zichzelf en zijn dierbaren beschrijft: hij gaat daarbij door tot op het bot, en schuwt geen enkel pijnlijk detail, schrijft gewoon dwars door alle schaamte en taboes heen, simpelweg omdat hij voor het ultieme gaat en alles daaraan opoffert. Je ziet het ook aan de vele passages waarin Karl Ove beschrijft hoe hij hunkert, hunkert en hunkert, zich vertwijfeld afvragend WAARNAAR hij hunkert en WAAROM. Dat is natuurlijk een kwelling, maar zonder die hunkering zou hij terugvallen in een gemiddeld bestaan, dus hunkert hij naar de hunkering, hoe pijnlijk die vaak ook is. En je ziet het ook aan de m.i. soms prachtige passages over zijn leeservaringen, zijn ontdekking van grote auteurs als Hamsun en Dante en Borges of Celan: auteurs waarin hij zich totaal onderdompelt, omdat ze hem een uitzonderlijke esthetische sensatie bieden die hij ook echt MAXIMAAL wil doorvoelen. Bovendien zoeken deze schrijvers natuurlijk eveneens naar Het Ultieme: het zijn dus inspirerende gidsen voor Karl Ove, die met intense bewondering en overgave moeten worden bestudeerd. Om niet te zeggen: doorleefd.
Voor mij is "Mijn Strijd" vooral het zelfportret van een rusteloze zoeker, van een kunstzinnige ziel die compromisloos en obsessief hunkert naar ultieme grenservaringen. Naar een intensiteit die in het dagelijks leven niet voorhanden is, maar waar je soms glimpen van opvangt als je dit dagelijks leven transformeert in literatuur. Zelf ben ik een brave burger vol zelfironie, maar ik word niettemin toch gefascineerd door deze obsessiviteit en hunkering. Vooral omdat deze vaak zo duidelijk doorklinkt in Knausgards stijl: zijn lange tastende zinnen, zijn vertwijfelde uitroepen (het is de enige schrijver die zo vaak hartenkreten als 'Ooooooo' opschrijft), de wijze waarop hij doordraaft en doordraaft en doordraaft over de meest onbenullige details. Dus ben ik ook heel benieuwd naar deel 6, het laatste deel, dat in ieder geval nog veel meer van dit soort hunkering zal bevatten en misschien zelfs een bevredigende climax.